Sjoel buiten
100 Jaar Joods Bussum

 

Joodse Gemeente
Bussum

Adres synagoge:
Kromme Englaan 1A
1404 BV Bussum

Contact:
info@
100jaarjoodsbussum.nl

 

 

 


Historisch overzicht

    Toestemming van het Nederlands Israëlitisch Kerkgenootschap aan Bussum om zelf joods onderwijs te geven (20 juni 1911)  




Beknopte tijdslijn   

Eind 19e eeuw vestiging eerste joodse families en ondernemers in Bussum

1911 “Vereeniging ter Behartiging der Belangen der Jooden in Bussum” opgericht, diensten op sjabbat bij particulieren thuis, aanvang joods onderwijs

1917 Bussum als zelfstandige joodse gemeente erkend

1918 synagoge hoek Hogeweg/Havenstraat ingewijd

1931 nieuwe synagoge aan de Kromme Englaan in gebruik

1933 opheffing Joodse gemeente Naarden

Na 1933 grote toestroom van joodse vluchtelingen uit Duitsland

1940 ruim 1400 joden ingeschreven in de burgerlijke stand van Bussum

Juni 1942 merendeel van de joden van Bussum gedwongen te evacueren naar Amsterdam

Maart 1943 laatste bestuursvergadering van het bestuur van de gemeente

April 1943 razzia in Bussum naar ondergedoken joden in Majella ziekenhuis

Vanaf 1943 organiseert zich een joodse verzetsgroep in ’t Gooi

Vanaf maart 1945 wordt de onderduikerskrant Hasjalsjéeleth verspreid onder honderden onderduikers in ’t Gooi en daarbuiten

11 mei 1945 eerste dienst in de leeggeplunderde synagoge

In de jaren ’45-’50 wordt duidelijk dat van de ca. 1400 joodse ingezetenen van Bussum en omgeving er 400 zijn omgebracht

In de jaren ‘45-’50 een aantal tehuizen in Bussum voor joodse oorlogswezen, veel van de jongeren vertrekken naar Israël

1953 sjoel geheel gerenoveerd

1983 grote zaal aan de sjoel aangebouwd

1993 de kroonluchters uit de oude synagoge van Naarden overgedragen aan Bussum

2011 uitgebreid aandacht aan honderd jaar georganiseerd Joods leven in Bussum

 

Eerste joden in Bussum   

Bussum is een klein dorp dat lang in schaduw van de stad Naarden heeft gestaan. Eind 19e eeuw komt in de oude vestingstad verval in de economische bloei, aan de andere kant trekt het Gooi nieuwe bewoners die voor de rust en natuur komen, met name uit Amsterdam. Ook via de stoomtram en trein komt er een gemakkelijke verbinding met Amsterdam tot stand (vanaf 1874), en neemt het aantal inwoners van Bussum, die voornamelijk forensen zijn, snel toe. Dat geldt ook voor de joodse inwoners, die of uit Amsterdam komen, of de Naarder vesting te benauwend vinden. Ook komen er veel dagjesmensen en vakantiegangers die bij een uitstapje naar het Gooi al gauw hun intrek nemen in de pensions in Bussum. Pension Gans aan de Kromme Englaan nr. 9 laat in het NIW van 1913 weten dat het het enige pension in Bussum is waarvan het toezicht op de streng kosjere keuken door de bekende opperrabbijn A.S. Onderwijzer uit Amsterdam wordt gevoerd. Dat het op één minuut van het station is gelegen, is natuurlijk ook een toeristentrekker, al is naar eigen zeggen kosjer Pension Verdooner in de Landstraat ook nog eens “1 minuut van de bosschen”.

 

  Adv. pension Gans, Kromme Englaan 9 – huidig woonhuis   Boven Station Naarden Bussum (1911)
Onder: Station Naarden-Bussum (1930) en de Gooische stoomtram (wegens de vele ongelukken in de volksmond de Gooische moordenaar genoemd) staat klaar op Station Muiderpoort in Amsterdam (1929)

Het aantal joodse inwoners van Bussum groeit gestaag, in 1910 is er sprake van zo’n 50 families. De joodse gemeenschap uit Naarden leidt een kwijnend bestaan en er komt steeds meer vraag naar een eigen gemeente in Bussum. In 1911 wordt de 'Vereeniging ter Behartiging der Belangen der Jooden in Bussum' opgericht. Allereerst wordt verzocht om eigen joods onderwijs te mogen gaan geven aan de jeugd, hetgeen door het Nederlands Israëlitisch Kerkgenootschap (het overkoepelende orgaan van joodse gemeentes van Nederland) wordt gehonoreerd met een substantiële jaarlijkse bijdrage voor een leraar. De kinderen krijgen twee maal per week les in een door burgemeester s’ Jacob beschikbaar gesteld schoollokaal in de Prins Hendrikschool.
In diezelfde tijd wordt ook besloten om naar een zelfstandige gemeente te streven, en beginnen er sjoeldiensten op sjabbat, die in een lokaaltje van het eerder genoemde Pension Gans plaats vinden.

Een eigen sjoel - de eerste sjoel van Bussum, 1918-1931, hoek Havenstraat-Hogeweg   

  Vanuit de Havenstraat gezien (1930)   Vooraanzicht vanuit de Hogeweg   Witte gebouwtje in de verte is de sjoel. Foto genomen vanaf de Oud Bussumerweg   Burg. s’ Jacob (1918)

In 1917 wordt de Nederlands Israëlitische Gemeente Bussum formeel door het NIK als zelfstandige gemeente erkend en gaat men op zoek naar een eigen synagoge. De eerste voorzitter van de jonge gemeente is dhr. van Straaten, de eerste voorganger en leraar is dhr. J. Veldman. Een pand op de hoek van de Havenstraat en Hogeweg, dat diende als bewaarschool (bouwjaar 1888), wordt aangekocht, het wordt verbouwd en ingericht tot synagoge, en op 3 september 1918 ingewijd. De aanwezige opperrabbijn Onderwijzer sluit zijn feestrede af met de wijze woorden: “De moeilijke taak van de Opperrabbijn verlicht men wanneer een Synagoge wordt opgericht, een verzamelplaats van alle zonen en dochters, die leven naar de wet van Mozes en Israel. Als ik U dus gelukwensch hoor ik evenzeer de woorden וקרא ’ה אל משה – en God riep tot Mozes. Laat deze Synagoge U, mijn broeders en zusters, voortdurend mogen aanschouwen, ’t is mijn vurige hoop en mijn innige wensch. Als ge voorspoed, geluk zoowel als wanneer ge smart en verdriet hebt, zult ge gestaald en gesterkt worden door het gebed.” Aldus het NIW van 6 september 1918. Ook Burgemeester s’ Jacob wenst de jonge joodse gemeente een voorspoedige toekomst toe, samen met alle andere burgers van Bussum.
Een jaar later wordt het permanente leslokaal gelegen naast de school officieel in gebruik genomen, dit keer wat informeler: “Prof. Knoop ontlokte de kinderen met zijn goocheltoeren telkens uitroepen van verbazing, de kinderen voerden een prachtige revue op en tot slot werden er fraaie prijzen uitgedeeld” en in 1923 werd al een stel eigen Tora rollen ingewijd – tot die tijd had men die in bruikleen gekregen uit Amsterdam. Het damescomité had daarvoor een paar fraaie toramantels vervaardigd. Gedurende ruim 20 jaar vonden er in het volgens de heer Joop Krant (geb. 1915) “niet fraai architectonisch pand” de diensten plaats, en vooral voorganger Borstrok speelde daarin een centrale rol.

  Bouwplannen voor de uitbreiding van de sjoel aan de Hogeweg (de nis voor de Aron Kodesj is duidelijk te zien)

 

Begraafplaats   

Vanaf 1824 wordt er overeengekomen met de joodse gemeente Naarden dat men (formeel) gebruik mag maken van het joodse gedeelte van de algemene begraafplaats aan de Amersfoortsestraatweg. Een aantal van de oudste grafstenen daar uit de 19e eeuw zijn nog van hout gemaakt. Het metaarhuisje uit 1830 is een rijksmonument.
In 1951 is er een monument voor de omgebrachte joden uit de Tweede Wereldoorlog opgericht, waar jaarlijks op 4 mei een herdenking wordt gehouden, traditioneel bijgewoond door de burgemeester van Naarden. Onlangs zijn de poort en de hekken geheel vernieuwd.

  Poort naar de Joodse begraafplaats (2010)   Oude houten grafzerk   Graf S. Heilbron, laatste parnas Naarden     Metaarhuisje

 

De nieuwe sjoel in de Kromme Englaan   

Het verenigingsleven kent, zoals in die tijd gebruikelijk, een grote bloeitijd: er is een joodse jongerenvereniging (Chesed Ne’oeriem), een vrouwenvereniging (Ahawas Chesed), een armenbestuur, een begrafeniswezen, een onderwijscommissie en een Zionistische vereniging.
Het ledental groeit en al gauw wordt het sjoeltje aan de Hogeweg te klein en wordt de kerk (in 1918 ontworpen door architect H.F. Sijmons) samen met de kosterswoning van het Apostolische Genootschap in de Kromme Englaan aangekocht, verbouwd door architect Jac. S. Baars en in 1931 in gebruik genomen – nu dus tachtig jaar geleden. Het NIW verslag van de inwijding eindigt met de woorden: “Onder den verheffenden indruk van het gebeurde, ging de menigte uiteen, in het bewustzijn, dat broederlijke samenwerking, met den steun van voortreffelijke voorgangers en leiders veel vermag.” Nog steeds ware woorden.

 

De Joodse Gemeente in Naarden   

De bloei van Bussum betekende wel het einde van de joodse gemeente Naarden, die daar al had bestaan vanaf het begin van de 18e eeuw. De stad Naarden was in die tijd eigenlijk nog niet hersteld van de verwoesting door de Spaanse troepen in 1572 en de Naardense burgemeesters nodigden investeerders uit de textielindustrie uit om hun bedrijven in Naarden te vestigen, waaronder ook Portugees-joodse ondernemers. Vanaf 1730 wordt een huis aan de Gansoordstraat in gebruik genomen als synagoge, vanaf 1758 worden de diensten gehouden in de synagoge aan de Korte Marktstraat (nu Raadhuisstraat). Het aantal leden van deze Portugees-joodse gemeente (nazaten van uit Spanje en Portugal voor de inquisitie gevluchte joden), liep in de 19e eeuw al snel terug, terwijl het aantal Hoogduitse joden (uit Nederland, Duitsland en Oost-Europa afkomstige joden) juist toenam. Ook de weinige in Bussum woonachtige joden gingen in Naarden naar de synagoge, zoals David Henriques de Castro, hier te zien op een schilderij gemaakt door zijn broer, die in 1846 ingeschreven staat als inwonende van de gemeente Bussum.

Uiteindelijk werd er naast de bestaande Portugees-joodse gemeente ook een Hoogduitse gemeente opgericht in 1885, die gebruik maakte van dezelfde synagoge, een curieuze situatie. Een mooi voorbeeld van het functioneren van de gemeente blijkt uit de collectebus: oorspronkelijk uit 1729 van de Portugees-joodse gemeente gebruikt voor inzameling van gelden voor de armen, zieken en de nabestaanden van overledenen, wordt hij in 1779 gebruikt door de broederschap van de Hoogduitse joden binnen de reguliere gemeente, die een heel reglement uitgeeft waarvoor hij allemaal gebruikt mocht worden. Eén van de opvallende artikelen uit het reglement is dat als iemand weigerde op ziekenbezoek te gaan, hij een boete van zes stuivers te betalen kreeg.

Na de oprichting van de joodse gemeente in Bussum in 1917, liep het ledenaantal in Naarden helemaal terug, tot er in 1919 (terwijl Bussum inmiddels 188 leden telde) nog maar één lid was, die ook als voorzitter en parnas fungeerde, S.Ph. Heilbron (hiernaast op de foto met Dr. J. Zwarts in 1931). Deze weigerde zijn gemeente op te laten heffen en samen te voegen met Bussum. Hij ging zelf echter wel regelmatig naar sjoel in Bussum, zoals in de archieven te lezen valt, waar hij een van te voren vastgestelde bijdrage aan kerkbelasting betaalde. Een deel van de judaica van Naarden wordt in 1924 aan Bussum overgedragen, als tegenprestatie wordt er vanaf die tijd in Bussum voor de Portugese 'Founding Families' van joods Naarden elk jaar aan de vooravond van Jom Kippoer (Grote Verzoendag) een herinneringsgebed gezegd.

Na een lange juridische strijd wordt de gemeente van Naarden in 1933 opgeheven en de tot een bouwval verworden synagoge in 1935 afgebroken, ondanks pogingen van een reddingscomité met notabelen zoals Henri Polak en de schilder Weissenbruch om in ieder geval het gebouw te redden. Buitengewoon spijtig van dit historisch zo belangwekkend monument uit 1758. Parnas Heilbron blijft verbitterd achter, hij draagt de kroonluchters uit ‘zijn’ sjoel in bruikleen over aan de burgerlijke gemeente Naarden. Uiteindelijk komen ze weer in 1993 in een sjoel te hangen, nu in Bussum.

 

De jaren 1930   

  Choepa (joodse bruiloft) met veel bekijks in de Kromme Englaan. Op 29 juni 1938 trouwen Jo van Straten en Bep Krant.
Het Amsterdams Joods mannenkwartet luistert de bruiloft op met joodse gezangen.


De 20-er en 30-er jaren van de 20e eeuw betekenen naast meer welvaart ook een periode van emancipatie van de joodse bevolking. Men reist meer, neemt deel aan het algemene culturele en sportieve leven, de band met het jodendom wordt losser. Een prachtig voorbeeld voor deze periode is de Bussumse familie Van Kollem. Ies van Kollem (1900, Amsterdam) komt met zijn ouders al jong in Bussum wonen aan de Huizerweg en volgt na de lagere school de Bussumse Handelsschool. Later gaat hij in effecten.

Hij voetbalt, zeilt, kampeert, trekt met zijn motorfiets door heel Europa, zelfs naar Marokko en verlooft zich uiteindelijk met de al even onafhankelijke en sportieve dochter van een winkelier uit Amersfoort, Eddy (Esther Cornelia) de Leeuwe. Samen trekken zij er nog vaak op uit naar Zwitserland, Frankrijk en Italië, al wordt de motor ingeruild voor een comfortabele automobiel.



In 1930 trouwen zij en hun zoontje Louis (Louk) wordt in 1931 geboren. De van Kollems zijn leden van de Joodse Gemeente Bussum tot er in 1934 een conflict uitbreekt met het bestuur over de hoogte van de jaarlijkse kerkbelasting. Zij laten het lidmaatschap voor wat het is. Louk gaat naar de openbare lagere school vlakbij hun nieuwe huis aan de Lothariuslaan 16.


In 1942 is het voornamelijk aan Eddy te danken dat er onderduikplekken geregeld worden in Friesland. Zeventig jaar later woont Louks zoon Berry in Huizen en houdt kantoor in Bussum.


Opkomst Nazisme

Nadat in 1933 Hitler aan de macht komt in Duitsland kent de joodse gemeente Bussum een explosieve groei door de komst van vele Duitse vluchtelingen, die de nazistische oppressie tegen de joodse bevolking in hun vaderland ontvluchten. Na de Kristallnacht in 1938 wordt er een comité voor opvang van deze vluchtelingen opgericht, inzamelingen gedaan, veel Duits-joodse kinderen opgevangen in een voor dat doel ingericht Burgerweeshuis in Naarden.



Bussum vertoont in deze tijd een vreemd fenomeen: aan de ene kant heeft de NSB, met name in de welgestelde wijk Het Spiegel, er een relatief grote aanhang, aan de andere kant was er een sterke anti-fascistische beweging en waren er regelmatig gewelddadige confrontaties tussen deze twee groeperingen.

Vanuit Zionistische hoek (in Bussum was ook een zeer actieve afdeling van de Nederlandse Zionisten Bond) propageert men emigratie naar Palestina, waaraan sommige Bussumers gevolg geven, zoals de 22-jarige Mordechai (zoon van de eigenaar van de kosjere kruidenier van der Ven) dat deed in april 1940, waarna hij zijn achternaam veranderde in het Hebreeuwse Agmon. Protestacties en woedende artikelen over de behandeling van joden in Duitsland volgen en de onzetting is dan ook groot als de Duitsers op 10 mei 1940 het neutraal geachte Nederland binnenvallen. De angst en chaos is enorm en het aantal zelfdodingen onder de joodse bevolking (ook die van Bussum) is schrikbarend.

 

  De Bergstichting in Laren

De oorlogsjaren   

In de eerste periode van de bezetting lijkt de situatie nog niet alarmerend, maar in de loop van met name 1941 worden ook in Bussum steeds meer oppressieve maatregelen opgelegd aan de joodse bevolking. Zo worden alle joodse ambtenaren en leraren ontslagen, worden joden uitgesloten van het openbare leven (theater, café, sport etc.) en mogen joodse kinderen geen lessen meer volgen aan hun scholen. In Bussum wordt een “School voor kinderen van Joodschen bloede” opgericht en ook in andere plaatsen in het Gooi, zoals in de Bergstichting in Laren (lagere school). In Bussum zelf wordt onder de bezielende leiding van IJs Vissel (voormalig leraar aan het Gooiland Instituut), de joodse school gerund in een pand in de Willemslaan waar door joodse leraren les wordt gegeven, later verhuist de school naar de Mecklenburgerlaan. Met veel moeite wordt materiaal voor de lessen aangeschaft. Door de gedwongen evacuaties daalt het aantal leerlingen drastisch.

Er wordt met alle macht gewerkt aan het in stand houden van een sociaal en cultureel leven voor de joden, die inmiddels uitgesloten zijn van alle openbare faciliteiten. Cursussen, muziekavonden, een eigen uitleenbibliotheek, administratief centrum: de sjoel aan de Kromme Englaan wordt het levende joodse centrum voor iedereen, traditioneel of niet. De activiteiten worden grotendeels geïnitieerd en gecoördineerd door de in mei 1941 aangetreden voorganger en secretaris Sal van Gelder en bestuurders Zeehandelaar en van Perlstein.


Huwelijk Bernard van Hessen - Deborah Kattenburg
7 januari 1941,
en hun ketoeba, joods huwelijkscontract.
Het echtpaar van Hessen overleeft de oorlog.

 

In juni 1942 worden veel joodse Bussummers gedwongen naar de door de Duitsers tot joodse wijken verklaarde stadsgedeeltes in Amsterdam te verhuizen, reizen wordt steeds lastiger en het wordt steeds moeilijker om een georganiseerd joods leven te blijven handhaven. Uit de bestuursnotulen van juni 1942 blijkt dit ook. Secretaris van Gelder constateert dat "de vergadering een stemmig karakter droeg. Een gevoel van weemoed bezielt allen bij de gedachte dat deze nog jonge gemeente straks naar elders zal moeten gaan en aldus een gedeelte van haar arbeid te loor zal zien gaan." In november memoreert van Gelder dat bestuurder (en tandarts aan de Generaal de la Reylaan nr. 8) "de heer A.B. Heymans en zijn gezin zijn weggevoerd om in Duitschland bij de werkverruiming voor Joden te werk gesteld te worden. Geve G.d dat wij hem spoedig weer behouden in ons midden aantreffen". Hij en zijn hele gezin zouden in vernietigingskampen omgebracht worden.

Ook in november 1942 lezen we in de notulen van de kerkeraad dat bij de nog steeds plaats vindende gebedsdiensten in de synagoge "een woord van lof toekomt aan de niet-orthodoxen, die hierbij hun solidariteitgevoel lieten spreken". In maart 1943 stuurt het NIK nog een schrijven rond naar de joodse gemeentes hoe men in deze tijden op halachisch (joods-wettelijk) toegestane manier Pesach kan vieren en, bij gebrek aan transport, zelf koosjere matses kan bakken. Zelfs een weekmenu voor Pesach wordt rondgestuurd met voornamelijk variaties op stamppot met groenten.

Vanuit de Joodsche Raad van Amsterdam komt de opdracht van de Duitse bezetters dat alle joden van Bussum (behalve zij die daarvoor ontheffing hadden gekregen wegens bijv. ziekte) op 25 juni 1942 naar de daarvoor bestemde wijken in Amsterdam, of naar familieleden in andere wijken, moeten vertrekken en hun huizen verzegeld zullen worden door de Bussumse politie. De treinreis naar Amsterdam moest door de geëvacueerden zelf betaald worden. De bestuurders van Joods Bussum roepen hun leden op 22 juni op om “de uren tot het vertrek van den trein in het Gebouw der Gemeente door te brengen. U kunt daar tevens uw lunch nuttigen.” De circulaire eindigt met de woorden: “Het Kerkbestuur is overtuigd, dat U ook in de komende dagen de kracht zult vinden, om datgene wat gedragen moet worden, te dragen. Het wenscht U hiertoe kracht en goeden moed!” Getekend: de heren Zeehandelaar (voorzitter) en Van Gelder (secretaris). Het moet een emotioneel gezamenlijk wachten op de trein geweest zijn, voor velen zou dit het laatste weerzien worden. Het vermoeden is dat tijdens dat samenzijn mensen aangeraden zijn om onder te duiken – al stond in het schrijven van de Joodsche Raad vermeld dat wie niet kwam opdagen, op de arrestatielijst zou komen. Het is wel zo dat er vanaf die periode steeds meer mensen gaan onderduiken, of zelfs in het verzet gaan.

Het bestuur van de joodse gemeente houdt zijn laatste vergadering op 31 december 1942 in Bussum, van dan af worden de belangen van de leden behartigd vanuit een kantoor aan de Keizersgracht 758 in Amsterdam. De laatste vergadering vond daar plaats op 30 maart 1943. Er is veel correspondentie met de Joodsche Raad, en men blijft, alsof er niets aan de hand is, steggelen met Joods Amsterdam over de hoogte van de kerkelijke bijdrage, omdat veel leden nu in Amsterdam woonachtig zijn, alhoewel niet officieel ingeschreven. Aan de andere kant verzoekt men de Raad ook om pakpapier om pakketjes te kunnen sturen naar familieleden die inmiddels in Westerbork zitten en om een schrijfmachine - waar de latere onderduikkranten mee geschreven zullen worden. Van de 1400 geregistreerde joden in 1940 in Bussum zijn er waarschijnlijk 400 omgekomen. Hoeveel er daadwerkelijk in leven zijn gebleven is moeilijk na te gaan, omdat velen na de oorlog zich niet opnieuw in Bussum hebben gevestigd, waardoor hun gegevens onbekend zijn. Onderzoek hiernaar is nog gaande.
Het interieur van de sjoel is door de Duitsers geroofd, maar de torah rollen en rituele voorwerpen werden verstopt (o.m. door Ds. Manger van de Lutherse kerk in Bussum) en zijn de oorlog intact doorgekomen.

  Persoonsbewijs van Joop Krant met de prominente 'J' er op.   Vervalst persoonsbewijs van dezelfde Joop Krant, nu geheten Lambertus Vendelbos. Als chauffeur/monteur werkzaam bij de Duitse weermacht!

 

Joods verzet in ‘t Gooi   

Een aantal uitzonderlijke personages uit deze periode zijn Sal van Gelder en Ph. Sam van Perlstein. Van Perlstein, nota bene penningmeester van het bestuur, weet (na veel verzet van de kant van het bestuur) zich uit te schrijven uit het register van de joodse gemeente en leeft de hele oorlog openlijk als niet-jood. Hij, en ook zijn schoonzoon (zoon van de bekende schrijver A.M. de Jong), nemen actief deel aan het verzet in het Gooi. Zeer opmerkelijk is daarbij de rol die de Duitse Wehrmachtsoldaat speelde, Werner Klemke, die mede door het vervalsen van papieren heeft bijgedragen aan de 'ontsterring' van Van Perlstein. Klemke zou later een beroemde illustrator worden in de vml. DDR. Het huis van Van Perlstein in Blaricum vormt het centrum van dit verzet en is doorgangshuis voor vele onderduikers. Ook worden er illegale kranten gedrukt die onder de onderduikers worden verspreid, een hachelijke onderneming. Een aanzienlijk aantal van joden uit Bussum en omgeving moeten hun verzetsactiviteiten met de dood betalen en worden gefusilleerd, zoals Gerhard Badrian, Leon Beek, Jaap Poppers, Hildo Cohen, Izak Dasberg en Ernst Cahn. Anderen, zoals Carl Cahn, ook aangesloten bij het verzet, weten te overleven.

  Sal van Gelder spreekt tijdens de 1e naoorlogse bijeenkomst in sjoel, 11 mei 1945.   Tekst tijdens de dienst   Hasjalsjéeleth – De Keten, 1e editie 16.3.1945 “Periodiek voor ondergedoken Joden in Nederland”

Sal van Gelder is als godsdienstleraar vanuit Amsterdam, waar hij werkzaam was bij de Joodsche Invalide, naar Bussum gekomen in 1941 en wordt later ook secretaris. Zijn taken zijn zeer veelomvattend: volgens het reglement is hij niet alleen voorganger, die met gezang en predicaties de diensten leidt, hij geeft ook de jeugd Joodse les, maakt notulen bij de bestuursvergaderingen, begraaft de doden, trouwt Joodse stellen en moet ook het koosjere slachten verrichten! Het speciale mes hiervoor en het “Koosjer” stempel zijn er nog. Sal is in september 1941 nog in de sjoel van Bussum getrouwd en zijn vrouw Sophie bevalt in februari 1943 van een zoontje in de Majella kliniek, waar ook andere joden op dat moment verborgen zijn. Hij komt te weten dat er een razzia gepland staat en weet de kliniek tijdig te waarschuwen. De nonnen laten het jongetje via een katholiek ondergrondse organisatie in veiligheid brengen bij het Utrechtse arbeidersgezin Borgstein. Sal en Sophie duiken onder, eerst enige tijd boven de sjoel (over chotspe gesproken…), later in het huis naast de sjoel. De sjoel diende in deze periode als opslagruimte voor de Duitsers en in het achterste gedeelte van de zolder had timmerman Harskamp een speciaal luik gemaakt waarachter zij zich bij onraad konden verbergen. Het echtpaar Harskamp gaat eind jaren '50 zelf op de bovenverdieping boven de sjoel wonen en beheert de sjoel. Via verschillende kranten, o.m. Het Parool van 15 mei 1945, wordt een annonce geplaatst waarin gezocht wordt naar “Basje”. De onderduikouders brengen de peuter terug naar zijn echte ouders, iets waar vele onderduikouders pas na verbeten rechtszaken toe over zijn gegaan zoals bij de bekende affaire Anneke Beekman. In dit licht te meer een reden voor Bas van Gelder om het gezin Borgstein er nog altijd zeer erkentelijk voor te zijn, hij heeft dan ook nog steeds contact met zijn onderduikbroers en zussen.

 

Hasjalsjéeleth (De Keten)   

Al in mei 1944 gaat Sal met andere andere onderduikers aan het nadenken over hoe joods Nederland zich na de oorlog moest organiseren en leggen dat vast in een 30 pagina's dik manifest. Het is een indrukwekkend en revolutionair stuk geworden, waaraan ook Hans Keilson, Nathan en Ies Dasberg, Sam Hamburger en Dick Goudsmit meewerken. Ook besluiten ze een krant uit te geven om de joodse onderduikers morele steun te bieden, de oud-voorzitter van de joodse gemeente van Hilversum, van Dam, weet het papier te regelen. Begin 1945 begint Sal van Gelder met Biny Pato met het distribueren van de onderduikerskrant, Hasjalsjéeleth, De Keten, gestencild o.m. in de stomerij van de Boer in het Spiegel. Het papier en de stencils worden geleverd door dhr.van Dam, vml. voorzitter van de joodse gemeente Hilversum. De krant wordt in een oplage van enige honderden exemplaren door koeriers naar verschillende onderduikadressen gebracht in de wijde omgeving van het Gooi. Drie edities verschijnen in voorjaar 1945, die allen voornamelijk tot doel hebben de onderduikers moed in te spreken - het einde van de bezetting zou snel komen - maar ze ook tot voorzichtigheid te manen - niet de straat op te gaan tot de bevrijding een feit is. Kort na de bevrijding komt de laatste uitgave, trots getiteld: 'De Vrije Joodsche Courant'.

 

De bevrijding   

Onder de bezielende leiding van voorganger van Gelder wordt op 11 mei 1945 een speciale dienst gehouden, waarvoor zoveel belangstelling is dat er 150 mensen op straat blijven staan en er een herhaling van de dienst nodig is. Ook de burgemeester van Bussum is aanwezig, hoezeer hij onder de indruk is, blijkt uit zijn verslag erover. Later gaat Sal van Gelder in zaken en bouwt een bloeiend, internationaal bedrijf op. Daarnaast blijft hij regelmatig invallen als voorganger en bestuurder. Hij overlijdt in 1985 en ligt begraven in Bussum.

In augustus 1945 gaat men volgens de notulen al weer aan het vergaderen en wordt van Perlstein als voorzitter benoemd. Ook vindt er ook weer een choepa, een joodse bruiloft, plaats, n.b. van Judith Schelvis, het zusje van Meijer Schelvis, die op 4 december 1941 als één van de laatsten onder de choepa in de sjoel van Bussum stond. Overigens kwamen Meijer, zijn jonge vrouw en hun baby om in concentratiekamp Monowitz. In de jaren ’45 en ’46 vinden er tien joodse huwelijken plaats: een record. Kille Koudesj Bussum bouwt aan zijn toekomst – daar waar vele andere kleine joodse gemeentes niet de kracht vinden om de gemeenschap weer op te bouwen.

      Burgemeester Caron spreekt tijdens de 1e naoorlogse raadsvergadering op 5 mei 1945

 

  Kinderen leren Hebreeuws in het Birnbaum huis (1947). Achterin staat het echtpaar Birnbaum, de twee soldates zijn van de Jewish Brigade.

Jeugd en zionisme   

In de roerige jaren na de oorlog wordt de sjoel zo goed en zo kwaad als het kan weer in gebruik genomen, en komt het joodse leven weer op gang. Veel joodse weeskinderen worden in de omgeving van Bussum opgevangen, zoals in de Bergstichting in Laren en de Rudelsheimstichting in Hilversum, maar ook in Bussum zelf, zoals in het voorgangershuis naast de sjoel, en op privé adressen, zoals bij de familie Birnbaum in de Eslaan no. 12, het huis aan de Willemslaan 24 en de Schwerinlaan 7. Vaak zijn de bewoners betrokken bij de gemeente en de sjoeldiensten en de jongetjes vieren er ook hun bar mitswa. Veel van de opvang van deze weeskinderen wordt door zionistische organisaties georganiseerd en ze gaan uiteindelijk op aliyah, met name na de oprichting van de staat Israël in 1948. De organisatie Le Ezrath ha Jeled (Tot hulp van het kind) is nauw betrokken bij de organisatie van deze huizen en verleent ook therapische ondersteuning aan deze vaak getraumatiseerde kinderen. Voortrekkers daarbij waren de Bussumers Dr. Hans Keilson en Mr. Ies van Creveld.


 

  Ruben Cahn (1935) op zomerkamp met de socialistisch-zionistische jeugdbeweging in 1947. Tijdens de pioniersopleiding in het jeugdhuis Schwerinlaan 7 in 1950. Na zijn emigratie naar Israël in 1953 diende hij in de Sinaï oorlog van 1956. Later keerde hij terug naar Naarden.

De zionistische visie klinkt ook door in de sjoel van Bussum zelf: als eerste in Nederland wordt de dienst er in het moderne Hebreeuws gehouden, ook een signaal dat men met het vooroorlogse verleden wil breken en een nieuw hoofdstuk openslaan. De in 1946 opgerichte joodse jeugdvereniging Kol Jisraeel viert haar 1-jarige jubileum op Poeriem 1947 in Hotel-restaurant De Rozenboom.

  Programma Poeriemfeest 11 maart 1947: wie is de mysterieuze ‘Mademoiselle Tipsy’?

 

Renovatie in 1953   

    Speciale Chanoeka kandelaar bij de nieuw ingerichte sjoel in 1953 (geschonken door E.M. Vis, bestuurder 1945-50)   Parochet (voorhang) ontworpen door de oorspronkelijke architect van de sjoel, Jac. Baars

Na enige jaren wordt de oude sjoel naar ontwerp van toenmalige voorzitter Frans Joseph (vader van de huidige voorzitter Paul Joseph) grondig gerestaureerd, waarbij de architect van de oorspronkelijke sjoel uit 1931, Jac S. Baars, ook betrokken is. Men blijft trouw aan de typerende stijl uit de jaren ’30. Baars ontwerpt ook voor de gelegenheid een parochet en er wordt ook een bijzonder fraaie mechitse (afscheiding tussen de mannen- en vrouwengalerij) geplaatst, voor orthodoxe begrippen een zeer laagdrempelig hekwerk, waar ook nog eens fraaie joodse symbolen in verwerkt zijn. In 1953 wordt de gerenoveerde sjoel opnieuw ingewijd – het is duidelijk te zien hoe de klassenmaatschappij zich in hoofddeksels uitdrukt: je hebt hoge hoeden, gewone hoeden en petten…

  Inwijding gerenoveerde sjoel in 1953,
de heren…
  Kiddoesj symbool in de mechitse   …en de dames

In de jaren 1950-60 komt er weer een vol en gevarieerd joods leven op gang, niet alleen met gebedsdiensten, maar ook met allerlei culturele activiteiten, zoals lezingen en concerten. Omdat de gemeente inmiddels flink gegroeid is, moeten deze activiteiten vaak op andere locaties gehouden worden, zoals ’t Spant, Concordia, Hotel Jan Tabak of Hotel de Rozenboom. Van de culturele activiteiten valt op dat men een behoorlijk open koers voer en er lezingen waren met als onderwerp bijv.: “Een joodse visie op leer en leven van Jezus van Nazareth”, of “Erotiek in de puberteit”. Heel intrigerend klinkt de aangekondigde lezing over “De joodse levenskijk van Vondel”.

  Rozenboom in 1955 (in 2011 weer fraai gerestaureerd) en Concordia in 1933 – waar menig Joods feest werd gevierd tot de uitbreiding van de sjoel in 1983.

 

Joods onderwijs   

Er wordt veel aandacht besteed aan het joodse onderwijs. In eerste instantie wordt vooroorlogs lesmateriaal gebruikt zoals dit Hebreeuwse lesboekje uit 1931 met prachtige illustraties van Leo Pinkhof.
Tussen de jaren ’50 en ’70 komt vooral de naam van Koos Caneel naar voren, die overigens niet alleen in Bussum les geeft, maar een begrip is in heel Nederland. Er zijn op een gegeven moment zelfs drie leraren op zondag in Bussum aanwezig om de jeugd volgens een complex rooster les te geven. Het aantal leerlingen van de joodse lessen fluctueert nogal, maar dat het aantal respectabel is blijkt wel uit de lange lijst van namen van Bussumse kinderen die de lessen volgen: tussen 1953 en 1957 87 kinderen, in 1967 23. In 1976 18, in 1980 zijn het er 20, en tussen 1985 en nu zijn het er 40. Unbeschrieën! Zoals de Jiddisje uitdrukking luidt. Na de Jom Kippoeroorlog van 1973 komen er ook steeds meer Israëli’s naar Nederland, een aantal vestigt zich in ‘t Gooi. Sommige voorgangers (zie hiervoor de lijst) hebben ook een Israëlische achtergrond – dat de diensten en de joodse lessen allemaal volgens de uitspraak van het moderne Ivriet worden gehouden, maakt hun integratie natuurlijk gemakkelijker. In de jaren 1980 is er zelfs een joodse crèche, waar de jonge kinderen vertrouwd worden gemaakt met joodse tradities, liedjes en het Hebreeuws. Vanaf halverwege de jaren 1980 tot 2005 zijn het Simon Vorst en zijn dochters die wekelijks vanuit Amsterdam komen voor de joodse lessen.

  Matses bakken in het JHM in Amsterdam (2005)   De joodse crèche van Greetje Sealtiël (1980-83)   Bomenfeest in 2006

 

Het Joods Bejaarden Centrum   

  Joods Bejaarden Centrum aan de Ceintuurbaan, gebouwd in 1971, gesloten in 1996    

Eind jaren 1960 wordt begonnen met de plannen voor de bouw van een joods bejaardencentrum, waarvoor de loop van de Ceintuurbaan nota bene verlegd moet worden, een initiatief van de Joodse Gemeente, en met als motor Philip Krant. In 1972 legt de toenmalige burgermeester Admiraal de eerste steen. Boven op de flat prijkt een grote antenne waarmee de eerste kabeluitzendingen in Bussum worden doorgegeven. Het JBC is één van de twee joodse bejaardencentra buiten Amsterdam, met een eigen sjoel, een kosjere keuken, veel cultuur en amusement. Het contact met de joodse gemeente is intensief. In 1996 wordt onder meer wegens daling van het aantal inwoners na veel emotioneel debat het centrum gesloten en verkocht aan de van oorsprong Nederlands-Indische bejaardenzorg organisatie Patria. De joodse bewoners verhuizen of naar Beth Shalom in Amsterdam of naar lokale niet-joodse bejaardencentra, waarmee een bijzonder hoofdstuk in de geschiedenis van joods Bussum wordt afgesloten.

 

Aanbouw grote zaal   

In 1983 wordt de zich aan de achterkant van de sjoel bevindende zaal van de Johanneskerk in de Nieuwe Englaan (inmiddels denksportcentrum) aangekocht en samen met een goed geoutilleerde keuken aan het gebouw verbonden. Voor vele maaltijden, feesten en pesachvieringen wordt hier met grote regelmaat hard gewerkt om kremseliesj, viskoekjes en boterkoek op tafel te krijgen. De inwijding van de nieuwe ruimte wordt natuurlijk met een feestelijke dienst gevierd, opgeluisterd door Chazzan Muller uit Antwerpen. Het is de laatste die Sal van Gelder bijwoont.

  Onder het gezang van Chazzan Benjomin Muller uit Antwerpen en zijn twee jonge zoontjes werd de nieuwe zaal officieel ingewijd. De ramen rinkelden onder zijn volume, maar bleven heel…    

 

De kroonluchters uit Naarden   

In de 1993 komen na enige juridisch getouwtrek met de burgerlijke gemeente Naarden, de kroonluchters uit de oude synagoge van Naarden, die daar in 1935 terecht waren gekomen, uiteindelijk weer terug in joods bezit. Zij hangen nu in de sjoel van Bussum. Ook andere fraaie joods-rituele voorwerpen worden grotendeels nog steeds wekelijks gebruikt. In de raadskamer van Naarden hangen inmiddels replica’s van de 18e eeuwse kroonluchters.

  NIK voorzitter Dhr. Wikler, Burgemeester Holthuizen, Dhr. Patijn en …   Chazzan Shlomo Kanes onder de kroonluchters met brandende kaarsen   Micha Bloemendal

 

Asielzoekers in AZC Crailoo   

Muziek maken met Leonid, Ilya en Gleb in het AZC Cruilo (1996). Aan de muur hangen volgens oud Russisch gebruik paddenstoelen uit het bos te drogen.

Na de val van de Berlijnse muur in 1989 komen er nieuwe vluchtelingen richting Nederland: joden die voor het antisemitisme in de voormalige Sowjet staten op de vlucht zijn. Een vrij groot aantal komt terecht in het asielzoekerscentrum in Crailoo, in die jaren wordt er aardig wat Russisch gesproken in sjoel. Velen vertrekken uiteindelijk naar Israël of keren zelfs terug (al dan niet gedwongen uitgezet) naar Rusland. Eén voor één zijn het schrijnende verhalen en de gemeente heeft voor zover het in haar vermogen lag deze mensen geholpen.


 

Contacten met de niet-joodse wereld   

  Leden van de Bussumse Mariaparochie op bezoek

Dat joods Bussum ook belang hecht aan goede contacten met de niet-joodse omgeving, blijkt wel uit het feit dat er met grote regelmaat groepen uit het onderwijs een rondleiding krijgen in de sjoel en de gelegenheid krijgen om alle vragen die er leven over het Jodendom te kunnen stellen. Ook vanuit de verschillende kerken is er veel belangstelling voor een bezoek aan de synagoge.

Leden van de Sultan Ahmetmoskee uit Zaandam op bezoek

Vooral interessant is om te vermelden dat vanuit de werkgroep voor Noord Holland van Jodendom, Islam en Kerk er veel contact over en weer is: niet alleen zijn voorganger Amir Betsalel en zijn vrouw Annet regelmatig sprekers in Zaandam, maar ook brengt een grote groep van die gemeente een zeer gewaardeerd bezoek aan de sjoel in de Kromme Englaan. Voor veel van de moslims binnen de groep een eerste en als zeer positief beoordeelde kennismaking met het Jodendom. Ook is er een dialoog in gang gezet met Mgr. Punt, bisschop van het bisdom van Haarlem. Een andere traditie, die de laatste jaren is gegroeid is een jaarlijks bijdrage van de burgemeester van Naarden aan de herdenking bij het monument op de Joodse begraafplaats op 4 mei.

Joods leiderschap en vrijwilligerswerk   

  Sjoel in de Kromme Englaan, eind jaren 1950, van rechts gezien, op de achtergrond het voorgangershuis. Tijdens de oorlog waren veel bomen gekapt.   De vml. bestuurskamer met de helaas verdwenen glas in lood ramen   Bestuurders in de oude bestuurskamer (1967). In 1978 zou de eerste vrouw (Lily de Beer) toetreden tot het bestuur.

In al die jaren zijn het de besturen die de dagelijkse, vaak complexe gang van zaken bestieren, de voorgangers (vaak ook leerkrachten voor het joods onderwijs) die de leden inspiratie geven tijdens de wekelijkse sjoeldiensten en de feestdagen en jongens en meisjes begeleiden op weg naar Bar of Bat mitswa. Ook worden alle gestorvenen in Bussum door mensen van de eigen gemeente, de chevra kadisha, afgelegd en begraven. Daarnaast zijn het veelal de vrouwen die de sociale en culturele kant van de gemeente op zich nemen, het ziekenbezoek en de ouderenzorg. Natuurlijk is de jaarlijkse bazaar in ’t Spant van de WIZO (Women’s International Zionist Organisation) sinds jaar en dag een begrip in Bussum. Maar ook zitten er al vrouwen in het Bussums bestuur vanaf 1978 (n.b. in Amsterdam gebeurde dat pas onwaarschijnlijk laat, nl. 2009!). En al dat vrijwilligerswerk – met zulke mooie resultaten: een prestatie, het kloppend hart van een bloeiende joodse gemeente.

  ’t Spant in 1979   Verkoop in ‘t Spant  

  Voorbereidingen van de bazar in de grote zaal van sjoel    

 

Kleine Kille, grote Misjpoge   

Bussum blijft vanaf het prille begin een gemeente die zijn eigen weg kiest, los van Amsterdam, nooit streng orthodox, niet helemaal liberaal, waar ieder lid beoordeeld wordt op zijn ‘mensch’ zijn. En op menig avond uitgaande Rosj Hasjana (Joods Nieuwjaar), maar ook regelmatig bij andere gelegenheden, ziet de Kromme Englaan in onze tijd nog steeds zwart van de sjoelgangers, waarvan velen door werk of studie Bussum verruild hebben voor de grote stad, en het toch weer prettig vinden om bij de vertrouwde sjoel elkaar weer te zien en elkaar een Gut Jomtef te wensen of shana tova, een goed nieuw jaar.
Nog tenminste 100 goede nieuwe jaren voor Kille Koudesj Bussum: een kleine Kille, misschien, maar een grote Misjpoge.

 

Bronnen   

Memorboek van Max Gans
Pinkas
Boeken Paul Schneiders over de geschiedenis van Bussum
Boeken Martin Heyne over de geschiedenis van Bussum
De Synagoge van Naarden van Hendrik Henrichs
Archiefstukken NIG Bussum
Particuliere documenten
Bevolkingsregister Bussum
Amsterdams Stadsarchief
Joods Historisch Museum
Archieven Nederlands Israëlitisch Weekblad
Weekblad De Vrijdagavond
Weekblad 'Het Leven'
Digitaal krantenarchief Gooi- en Eemlander
Digitaal krantenarchief Koninklijke Bibliotheek
www.beeldvanbussum.nl
www.nik.nl
www.jhm.nl
www.digitaalmonument.nl

Deze website kwam tot stand met medewerking van:

Nard Besseling
Amir Betsalel
Annet Betsalel
Hans Jonker
Paul Joseph
George Rädecker